Seaweed
Sorry, this story has not been translated yet.Springdale, mei 2004
We hoorden hem al weer van verre aankomen. Het sonore geluid van een voertuig, dat lijkt te zijn ontstaan uit de kruising van een motorfiets met een tractor en dat vanwege de geschiktheid om ermee op elke denkbare ondergrond te kunnen rijden de naam 'all terrain vehicle' heeft gekregen, kondigde voor de zoveelste keer deze ochtend de komst van de vierwielige ATV aan. Een kleine, lege laadbak op twee wielen was aan het voertuig gekoppeld en reed heel volgzaam achter de trekker aan. Net als voorgaande keren verliet de bestuurder ter hoogte van onze camper de weg en reed hij het door eb vrijgevallen en rijkelijk met keien bedekte strand op om na enige honderden meters uit ons zicht te verdwijnen. Maar niet voorgoed, want ook nu keerde hij na zo'n vijf minuten terug, ditmaal met een volgeladen laadbak die al stuiterend over de vele oneffenheden in de weg door de ATV in de richting van Springdale getrokken werd.
Springdale, mei 2004.
Het is het begin van een frisse, zonnige dag in mei van het jaar 2004. De middag voorafgaand hebben we net buiten het plaatsje Springdale op de westelijke oever van Hall's Bay de camper geparkeerd voor een overnachting. Het uitzicht is overweldigend, vooral wanneer de avondzon de wolken violet kleurt en de bergen aan de overkant een gouden gloed bezorgt. Met deze beelden op ons netvlies en in de veronderstelling op een van Newfoundland's meest stille plekjes te staan, zijn we die avond gaan slapen.
Dat we 's ochtends gewekt zouden worden door het geluid van een motorfiets hadden we niet verwacht. Wat doet iemand hier zo vroeg in de ochtend en waarom keert hij keer op keer terug? Eenmaal wakker besloot ik maar om op te staan en terwijl ik me aankleedde zag ik dat het geen motorfiets maar een ATV was, die mij gewekt had. Hij draaide op dat moment juist met volle laadbak weer de weg naar Springdale op. Maar wat zat er toch in die laadbak? Het leek op zeewier, maar wat moet iemand nou met zo'n hoeveelheid zeewier?
Wanneer na een klein kwartiertje de man opnieuw het strand oprijdt, kan ik mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Ik zet een muts op, doe mijn klompen aan en begeef me naar buiten. De sporen van een zestal banden in de vloedlijn op het strand volgend, loop ik in de richting van de man, die inderdaad met een grote riek het zeewier van de drooggevallen keien schraapt en in de laadbak deponeert.
Wanneer ik hem tot op enkele tientallen meters genaderd ben, staakt hij zijn werkzaamheden. Hij zet zijn riek tegen de laadbak aan en vanonder de klep van zijn pet volgen twee ogen hoe ik op mijn klompen over het keienstrand naderbij kom. Het is de man duidelijk dat ik bij de camper hoor, want nadat we elkaar hebben begroet, is een van zijn eerste vragen waar of ik vandaan kom.
Zoals bijna alle Newfoundlanders die wij ontmoet hebben, denkt ook hij dat dit ons eerste bezoek aan het eiland is en nadat ik uitgelegd heb dat we hier al voor de vijfde keer zijn, antwoordt hij zoals iedereen dat doet: "Well, you must like it here". Ik vertel hem waarom we zo van Newfoundland houden: de vriendelijke mensen, het schitterende landschap, de schilderachtige dorpjes en de stilte en de rust.
Na enige tijd met hem te hebben gepraat, vraag ik wat hij in hemelsnaam met al dat zeewier gaat doen. Hij legt uit dat hij bij zijn huis een tuin heeft waarin hij aardappelen en groenten als koolraap (turnip) en sla (cabbage) verbouwt. Om de grond voor uitdroging te behoeden, bedekt hij het met een flinke laag zeewier, dat daarnaast ook als een soort mest dient. Hij heeft inmiddels al een keer of vijf een volle laadbak met zeewier naar zijn tuin gereden en denkt dat hij na deze - wijzend op de voor de helft gevulde laadbak - nog één of twee keer het hobbelige traject zal moeten afleggen. Maar dan ligt zijn tuin er weer picobello bij en zal hij net als voorgaande jaren voor een groot deel in zijn eigen voedselbehoefte kunnen voorzien. En dan heeft hij natuurlijk ook nog een vergunning om op elanden (moose) te jagen, wat jaarlijks een vrieskist vol elandvlees oplevert.
Zo staan we daar op een vroege ochtend in mei aan de oever van Hall's Bay met elkaar te praten - net als het water kabbelt ook ons gesprek voort - tot we na een tijdje naar een ontbijt beginnen te verlangen. Na afscheid van elkaar te hebben genomen, vult de man zijn laadbak verder met zeewier en loop ik weer terug naar onze camper, waar de op propaangas gestookte verwarming inmiddels voor een aangename temperatuur gezorgd heeft.
Na ons ontbijt maken Hilda en ik de camper rijklaar en wanneer we even later voorzichtig en de diepste kuilen ontwijkend richting Springdale terugrijden, komen we hem nog eenmaal tegen: de man op zijn ATV, wellicht op weg voor zijn laatste vrachtje zeewier.