Visserij
Vissers bij Bauline East, september 2008.
Vissersboot vaart de haven van La Scie binnen, mei 2004.
Newfoundland grenst aan de Grand Banks, een van de rijkste visgronden ter wereld. Het is dan ook vis waar alles in Newfoundland om draait. Het was vis die de Europeanen naar Newfoundland bracht, en het was vis die bepalend was voor hun wijze van vestiging en voor de soort samenleving die zij opbouwden.
Tweehonderd jaar lang werd de visserij voornamelijk als een seizoenshandel bedreven vanuit havens aan de andere kant van de Atlantische oceaan, maar op den duur werd het door concurrentie gunstiger zich dichtbij de visgronden te vestigen. In die tijd was de visserij inshore. Er werd gevist in kleine, open bootjes in dichtbij gelegen visgronden, en de vangst werd door het hele gezin klaargemaakt voor de markt.
Op het hoogtepunt van deze traditionele visserij, rond 1880, woonden er 200.000 mensen in Newfoundland, meestal in kleine, afgelegen nederzettingen (outports) langs de 6000 mijl ruige kustlijn. Negentig procent van de mannelijke beroepsbevolking was werkzaam in de visindustrie en Newfoundland had een schijnbaar zekere positie als 's werelds grootste exporteur van kabeljauw.
Vissersboot in Jackson's Arm, augustus 2006
Tot 1930 bestond de handel in visproducten voornamelijk uit gezouten en zongedroogde kabeljauw. Maar met de komst van de diepvriestechniek vond er een aardverschuiving plaats in de visindustrie. De belangstelling voor gedroogde kabeljauw kelderde en de vraag naar diepgevroren visproducten steeg explosief. De verouderde vissersvloot en de toenemende concurrentie van vissers uit het andere landen waren er de oorzaak van dat de commerciële visserij een flinke duikeling maakte. Na de Tweede Wereldoorlog verleende zowel de federale als de provinciale regering subsidies voor modernisering en uitbreiding van de vissersvloot en tot het eind van de jaren ’60 ging het de Newfoundlandse vissers voorspoedig.
Als gevolg van overbevissing door zowel binnenlandse als buitenlandse vissers nam de voorraad vis sterk af. De afkondiging door de Canadese regering van een 200-mijlszone in 1977 hielp dan wel om buitenlandse vissersschepen weg te houden, maar kon niet voorkomen dat de voorraad vis verder afnam, en het kon evenmin de diepe schulden waarin veel plaatselijke visbedrijven zich gestoken hadden, wegpoetsen.
Kabeljauw
Ofschoon mettertijd andere vissoorten ook van economisch belang werden, lag de nadruk van de visserij op de vangst van kabeljauw. Dit is nog terug te vinden in het taalgebruik. Wanneer Newfoundlanders het hebben over "vis", dan bedoelen ze kabeljauw. Andere vissoorten, zoals krab of garnalen, worden bij hun naam genoemd.
De voorraad vis bleef echter afnemen, en in 1992 werd een moratorium afgekondigd voor de kabeljauwvangst aan de Canadese oostkust.
Het einde van de kabeljauwvangst betekende voor veel gemeenschappen dat ze achterbleven zonder middelen van bestaan. Vanaf dat moment was men aangewezen op de vangst van andere vissoorten, zoals krab en garnalen.
Vanaf 1997 staat de Canadese regering het vissen op kabeljauw op beperkte schaal weer toe. De kabeljauwstand blijft echter zwak en nog altijd is de kabeljauwvisserij aan strenge quota's onderhevig.
Krabfuiken opgestapeld op steigers, Moore's Cove, augustus 2006.